De normbedragen voor Stagefonds schooljaar 2022-2023

Dit zijn de normbedragen voor Stagefonds schooljaar 2022-2023

Uiterlijk 1 oktober 2023 hebben organisaties, die stage- en leerwerkplekken aanbieden in de zorg, een aanvraag ingediend voor de subsidieregeling Stagefonds Zorg II (hierna: Stagefonds). De eerste vaststellingen druppelen binnen en daarmee zijn ook de normbedragen voor schooljaar 2022-2023 bekend. Wij hebben ze voor je op een rij gezet.

De normbedragen voor Stagefonds schooljaar 2022-2023

Het normbedrag per gerealiseerde stageplaats is afhankelijk van het totaal aantal aangevraagde en gerealiseerde stageplaatsen. Welke categorie of categorieën voor jouw organisatie van toepassing zijn, is afhankelijk van de opleiding. In de subsidievaststelling vind je een overzicht van de opleidingen per categorie, zodat je precies kunt zien hoe het subsidiebedrag voor jouw organisatie is opgebouwd.

Tabel: normbedragen Stagefonds schooljaar 2022-2023

schooljaar 2022-2023
categorie A € 1.266.52
categorie B € 932,39
categorie C € 2.647,15
categorie D € 2.313,02
categorie E € 932,39
categorie F € 3.299,98
categorie G € 2.965,85

De evolutie van de normbedragen over de afgelopen drie schooljaren vind je hieronder. Voor schooljaar 2021-2022 was er eenmalig aanvullend budget van 63,5 miljoen beschikbaar. In onderstaande grafiek zie je dat het normbedrag nu weer normaliseert naar het niveau voor corona.

Grafiek: evolutie normbedragen Stagefonds

Normbedragen Stagefonds 2022-2023

Op de hoogte blijven van ontwikkelingen Stagefonds?

Schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen rondom Stagefonds en andere opleidingssubsidies. Heb je nog vragen over dit bericht? Neem dan contact om met Suzie Rohling of een van onze andere HR specialisten via info@oaz.nl of bel 088 5600 700.


Bbl vs. derde leerweg

BBL vs. derde leerweg

De beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en derde leerweg lijken op elkaar, maar zijn zeker niet hetzelfde. Deze leer-werktrajecten kunnen opleiden tot hetzelfde diploma, maar de weg ernaar toe kan erg verschillen. Dat geldt ook voor de kosten en beschikbare subsidies, die zijn niet voor iedere leerweg gelijk. Onze specialist Suzie heeft de overeenkomsten en verschillen tussen deze leerwegen op een rij gezet. Ook schetsen we per leerweg een globaal kostenplaatje inclusief subsidies.

Wat is de beroepsbegeleidende leerweg?

De bbl is een combinatie van werken en leren, waarbij de student meestal één dag in de week naar school gaat en daarnaast werkt bij een leerbedrijf. De student voert schoolopdrachten uit op de werkplek en leert in de praktijk van collega’s. Voor veel bbl-leerlingen is het leerbedrijf ook hun (nieuwe) werkgever, krijgen ze salaris en wordt de opleiding voor hen betaald.

Wat is de derde leerweg?

Ook met een derde leerweg combineren studenten werken met leren. In tegenstelling tot de bbl is er echter geen wettelijke urennorm voor de onderdelen van de opleiding. Dat betekent dat deze opleidingen vaak sneller en flexibeler te volgen zijn. Het is mogelijk om de opleiding zo in te richten dat het aansluit op de werk- en leerervaring van de student of de behoefte van de werkgever.

Welke leerweg past bij mijn medewerker?

Per organisatie of opleidingsvraag kan het verschillen welke leerweg het beste past. Dit is onder andere afhankelijk van de volgende factoren:

  • Eerdere werk- en leerervaring van de medewerker(s). Voor een medewerker met veel ervaring, maar geen diploma, is een opleiding van 3 of 4 jaar wellicht onnodig lang.
  • Maximale tijdsinvestering van de medewerker(s). Een opleiding volgen naast een baan kan erg pittig zijn. Hoe veel tijd heeft de medewerker voor de opleiding?
  • Doorgaans is bbl de meest voordelige optie dankzij de beschikbare subsidies. Toch kan een oplossing op maat, die wellicht duurder is, nodig zijn om medewerkers op de gewenste manier in te kunnen zetten.

Kosten en beschikbare subsidies

De totale opleidingskosten van bijvoorbeeld een driejarige opleiding in de bbl bedragen zo’n 2.000 euro. Dit bedrag bestaat uit wettelijk cursusgeld, boekengeld en overige lesmateriaal. De kosten van een derde leerweg bedragen zo'n 2.500 euro tot 5.000 euro per leerling.

Naast schoolkosten maakt een werkgever loonverletkosten, als de student onder werktijd naar school gaat of aan opdrachten werkt. Zoals je eerder in dit artikel hebt gelezen, kan dat voor een bbl om een langere periode gaan dan voor een derde leerweg. Ook de begeleiding en de daarbij horende begeleiderscursussen komen voor de rekening van het leerbedrijf.

De kosten voor de werkgever in beeld brengen is stap 1. Daarna is het ook goed om te bekijken welke subsidies beschikbaar zijn voor de opleiding. In de onderstaande tabel brachten wij voor de meest gebruikte subsidies de maximale subsidiebedragen per schooljaar in kaart.

bbl derde leerweg
Praktijkleren maximaal 2.700 euro niet van toepassing
Praktijkleren in de derde leerweg niet van toepassing maximaal 2.700 euro
Stagefonds* 1.500 euro tot 3.500 euro niet van toepassing
SectorplanPlus TAZ Zorg en Welzijn 2023-2024* 1.800 euro tot 4.000 euro 1.800 euro tot 4.000 euro

* Alleen voor zorgorganisaties

Onze specialisten sluiten regelmatig aan bij gesprekken over opleidingsplannen of projecten. Vanuit hun expertise leveren zij input voor de plannen en de financiering daarvan. Zonder van het uiteindelijk doel af te wijken, vraagt een plan soms om kleine aanpassingen, zodat jouw organisatie recht hebt op (meer) subsidie.


de de-minimisverklaring

De de-minimisverklaring, waarom kom je deze steeds vaker tegen?

Dit jaar werden organisaties die een subsidieaanvraag hebben ingediend voor de regeling Stagefonds Zorg, verrast met de vraag of zij de-minimissteun hebben ontvangen. Indien dat het geval was, moesten zij de de-minimisverklaring invullen en ondertekenen.

Steeds vaker krijgen organisaties die subsidie aanvragen te maken met de de-minimisverklaring. Wat houdt deze verklaring in? Hoe komt het dat deze verklaring steeds vaker opduikt? En wat zijn de eventuele consequenties? Onze specialist Thomas Pillen volgt dit onderwerp al een aantal jaren met veel aandacht en geeft antwoord op de meest gestelde vragen over de de-minimisverklaring.

Wat is de de-minimisverordening?

Voordat we verder kunnen inzoomen op de de-minimisverklaring, zullen we je eerst uitleggen wat hieraan ten grondslag ligt. De verklaring komt namelijk voort uit het verbod op staatssteun en de daarna opgestelde de-minimisverordeningen.

Om oneerlijke concurrentie en een verstoring van het Europese handelsverkeer te voorkomen, is op Europees niveau een verbod op staatssteun afgesproken. Met een viertal verordeningen is hierop een uitzondering mogelijk:

1. De-minimis voor visserij

2. De-minimis voor landbouw

3. De-minimis algemeen
Voor de meeste organisaties is deze verordening van toepassing. Hierin wordt gesteld dat de overheid over een periode van drie belastingjaren maximaal 300.000 euro de-minimissteun mag verlenen.

4. De-minimisverklaring voor diensten van algemeen economisch belang
In deze verordening is besloten dat de overheid een dienst kan aanwijzen als Dienst van Algemeen Economisch Belang (DEAB). In dat geval mag de organisatie tot 750.000 euro de-minimissteun ontvangen over een periode van drie belastingjaren.

Eind 2023 publiceerde de Europese Commissie de nieuwe verordeningen en kondigde onder andere aan dat de bestaande de-minimisdrempels verhoogd worden van 200.000 euro naar respectievelijk 300 000 euro voor de algemene de-minimis en van 500.000 euro naar 750.000 euro voor DAEB de-minimissteunverlening.

Wanneer is er sprake van een DAEB?

DEAB zijn diensten in het algemeen belang, die zonder compensatie door de overheid niet of niet onder economisch aanvaardbare voorwaarden zouden worden verricht door een onderneming. Een voorbeeld van een DEAB is een onrendabele openbaarvervoersdienst. Om onder de DAEB de-minimisverordening te vallen, moet een organisatie op grond van een geldig juridisch instrument belast worden met een DAEB.

Waarom kom ik de de-minimisverklaring steeds vaker tegen?

Overheden zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren en controleren van de Europese staatsteunregels. Hiervoor is een toets ontwikkeld, alleen werd deze toets in het verleden niet vaak genoeg uitgevoerd. De laatste jaren heeft Europa daarop een aantal overheden aangesproken. Inmiddels merken we dat de-minimissteun door nieuwe of bestaande subsidieregelingen steeds vaker getoetst wordt. Daarom moeten aanvragende organisaties steeds vaker een de-minimisverklaring laten zien.

Wat is de de-minimisverklaring?

De bovenstaande antwoorden beschrijven de context van de de-minimisverklaring. Het is nu tijd om de verklaring zelf verder toe te lichten.

De de-minimisverklaring wordt ingezet om te controleren of jouw organisatie de-minimissteun ontvangt en hoeveel. Je vult in hoeveel staatsteun je in het huidige en de twee voorgaande belastingjaren hebt ontvangen. Daarmee controleer je of dit bedrag niet het maximum van 300.000 euro overschrijdt. Wordt de verklaring gevraagd als onderbouwing bij jouw subsidieaanvraag, dan is het waarschijnlijk dat een bestuurder het document moeten ondertekenen.

Niet alle subsidies die je ontvangt worden gezien als de-minimissteun (staatssteun). Voor een aantal subsidieregelingen worden de gelden niet aangemerkt als staatssteun. Dat betekent dat je deze bedragen niet hoeft mee te tellen voor de de-minimisverklaring.

Hoe weet ik of een ontvangen subsidiebedrag onder de de-minimisverordening valt?

Op een verlening van de subsidie staat vermeld of de subsidie onder de de-minimisverordening valt. Indien dit het geval is, is dit de-minimissteun en tel je dit bedrag mee op de de-minimisverklaring.

Staat op de verlening van de subsidie geen vermelding over de de-minimisverordening? Dan kan je ervanuit gaan dat het GEEN staatssteun is. Je hoeft dit subsidiebedrag dan niet op te nemen in de de-minimisverklaring.

Welke subsidies vallen onder de de-minimisverordening?

Veel Nederlandse subsidies worden aangemerkt als geoorloofde staatssteun en hoef je dus niet mee te tellen op een de-minimisverklaring.

Enkele voorbeelden van subsidies die aangemerkt NIET zijn als staatssteun zijn:

  • Stagefonds Zorg (stageplaatsen voor studenten via bekostigd onderwijs)
  • Praktijkleren
  • SectorplanPlus

Enkele voorbeelden van subsidies die aangemerkt zijn als staatssteun (de-minimissteun) zijn:

  • Veerkracht en zeggenschap
  • Bepaalde onderdelen van de regeling (Ont)Regel de zorg
  • Stimulering Leren en Ontwikkelen in het MKB (SLIM)

Helaas bestaat er geen volledige lijst van subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is. Wel weten we dat het voor de-minimissteun vaak gaat om subsidies die van toepassing zijn op alle onderdelen van de bedrijfsvoering.

Wat als je de grens voor de de-minimissteun overschrijdt?

De reguliere de-minimisverordening heeft een duidelijke grens van 300.000 euro binnen een maximum van drie belastingjaren. Heeft jouw organisatie meer de-minimissteun (ongeoorloofde staatssteun) ontvangen? Dan kan een subsidieverstrekker jouw aanvraag (deels) afwijzen.

Hoe lang is de de-minimisperiode precies?

De periode van maximaal drie belastingjaren gaat in op de datum van de ingevulde de-minimisverklaring en telt met twee volledige belastingjaren terug. Wanneer een de-minimisverklaring wordt ondertekend op 1 september 2022, loopt de de-minimisperiode van 1 januari 2020 tot 1 september 2022.

Wordt mijn gebruikte de-minimissteun automatisch bijgehouden?

Het bijhouden van de ontvangen de-minimissteun moet je zelf doen. Er bestaat momenteel nog geen geautomatiseerde controlefunctie. Het is dus verstandig om subsidieverleningen goed bij te houden in de administratie.

Het voeren van een kloppende administratie over het heden en het verleden is van groot belang in het kader van risicobeheersing. Wanneer je bijvoorbeeld te veel de-minimissteun ontvangt, zal de subsidie mogelijk niet worden verleend.

Wel kondigde de Europese Commissie in december 2023 aan dat er per 1 januari 2026 een verplichting zal gaan gelden om gebruik te maken van een de-minimisregister op nationaal of EU-niveau. "Elke lidstaat kan een nationaal register opzetten maar de Commissie zal op het niveau van de EU een centraal register opzetten dat per 1 januari 2026 door lidstaten kan worden gebruikt." 

Meer informatie of vragen?

Wanneer het je onduidelijk is of een subsidie binnen de de-minimisregeling valt, of je zoekt hulp bij het voeren van een accurate administratie, willen we je hierbij graag van dienst zijn. Neem gerust contact op met 088 5600 700 of mail naar info@oaz.nl. We helpen je graag verder.


toekomst van het TAZ-programma

De toekomst van het TAZ-programma

De recent gesloten zorgakkoorden zullen de basis vormen voor onze gezondheidszorg die goed, toegankelijk en betaalbaar is en blijft. Het TAZ-programma is hierin een belangrijke speler en stimuleert de samenwerking tussen organisaties in de regio. De Prinsjesdag stukken kondigen aan dat hiervoor in 2024 een passend instrumentarium zal worden ingericht. Ook zijn er twee nieuwe regelingen gepresenteerd, waardoor een overgangsregeling voor de KiPZ.

Toekomstbestendige plannen voor de zorg

In 2022 werd het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & Welzijn (TAZ) gepresenteerd door het ministerie van VWS. Hiermee wil het ministerie van VWS de uitdagingen die er liggen aanpakken en richten zich daarom op deze drie pijlers:

  1. Innovatieve werkvormen – het anders organiseren van het zorgproces met behulp van sociale en technologische arbeidsbesparende innovaties
  2. Behoud van medewerkers – door goed werkgeverschap en het vergroten van het werkplezier
  3. Leren en ontwikkelen – door blijvende aandacht voor (nieuwe) ontwikkelingen mee kunnen groeien met het anders werken in de zorg

Passend instrumentarium TAZ

In 2024 wordt voor het TAZ-programma een passend instrumentarium ingericht. Vanaf volgend jaar vallen daaronder in ieder geval de subsidieregeling SectorplanPlus-TAZ 2023-2024, TAZ-MSZ en de nieuwe TAZ-Innovatieregeling, waarin wordt ingezet op digitale en hybride zorg.

SectorplanPlus-TAZ 2023-2024

Voor de zomer van 2023 is de (overgangs)regeling SectorplanPlus-TAZ reeds bekend gemaakt. De reeds ingediende subsidieaanvragen worden deze maand definitief gemaakt. Voor deze regeling is 100 miljoen euro vrijgemaakt. Door samenwerkingen rondom opleiden te stimuleren wordt een stap gezet richting de inhoud van het nieuwe TAZ-instrumentarium.

Overgangsjaar KiPZ met TAZ-MSZ

Ziekenhuizen en branchevereniging NVZ pleiten al langer voor een verlenging van de na 2023 aflopende Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuiszorg (KiPZ) regeling. Ook geven zij aan de regeling graag te houden zoals hij is, als reactie op het bericht om de gelden van de KiPZ en andere subsidieregelingen samen te voegen in het TAZ-programma.

Met TAZ-MSZ is het ministerie van VWS voornemens om vanaf 1 januari 2024 in een overgangsjaar te voorzien, hiervoor wordt 227,5 miljoen euro uitgetrokken. Het doel van TAZ-MSZ is om algemene ziekenhuizen, UMC's en zelfstandige klinieken te stimuleren om strategischer te investeren in het opleiden van personeel en samenwerking tussen organisaties te bevorderen.

TAZ-innovatieregeling

In het programma TAZ en het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) is de inzet van digitale en hybride zorg een belangrijke pijler. Volgens de plannen zal het leiden tot arbeidsbesparing, het vergroten van de zelfredzaamheid van cliënten en het ontlasten van mantelzorgers. Het ministerie van VWS heeft besloten aan deze plannen uitwerking te geven door het opstellen van de TAZ-innovatieregeling en deze per 2024 beschikbaar te stellen.

Op de hoogte blijven?

Voor de regeling SectorplanPlus-TAZ zijn de kaders al zo goed al uitgestippeld, voor de andere twee is daarover nog veel onduidelijk en kunnen wij voor jou nog geen concreet beeld schetsen. Wel houden onze specialisten het nieuws rondom deze ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Wil jij niets missen en direct een bericht ontvangen van nieuwe ontwikkelingen voor deze regelingen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief.


TAZ- en IOW-opslag

De TAZ- en IOW-opslag van SectorplanPlus

Heeft jouw organisatie voor schooljaar 2023-2024 SectorplanPlus subsidie aangevraagd? Mogelijk kom je dan in aanmerking voor de TAZ- en IOW-opslag. In het meest gunstige geval, wordt de subsidie per deelnemer bijna verdubbeld. Hiervan gebruik maken? Dien uiterlijk 31 oktober 2023 de verantwoording in. Onze specialist Fleur vertelt je alles over de voorwaarden voor de opslagen en de benodigde verantwoording.

Verlenging SectorplanPlus 2023-2024

Afgelopen juli kondigde RegioPlus aan dat de regeling SectorplanPlus nog eens met één schooljaar verlengd wordt. De gelden zullen na schooljaar 2023-2024 overgaan in het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ). Met de TAZ- en IOW-opslag sorteert de regeling alvast voor op de uitvoering van dit programma en dat van het Investeringsakkoord Opleiden Wijkverpleging (IOW).

Iedere organisatie die een aanvraag heeft ingediend voor SectorplanPlus-TAZ 2023-2024 én daarbij heeft aangegeven gebruik te willen maken van de opslag(en), dient hiervoor uiterlijk 31 oktober 2023 verantwoording af te leggen. Voor organisaties die geen verantwoording in te dienen, vervalt na de deadline het recht op de opslag(en). Zij krijgen alleen de basissubsidie.

In de onderstaande tabel worden per categorie de bedragen met en zonder opslag weergegeven.

Figuur 1: maximale subsidiebedragen per deelnemer

Basissubsidie Basissubsidie + opslag samenwerking-TAZ Basissubsidie + opslag samenwerking-TAZ + opslag samenwerking-IOW
Activiteit A (BBL, derde leerweg)
deelnemers met een contract van > 24 uur per week
€ 2.250,- € 2.750,- € 4.000,-
Activiteit A (BBL, derde leerweg)
deelnemers met een contract van < 24 uur per week
€ 1.800,- € 2.200,- € 3.600,-
Activiteit B (Hbo duaal, deeltijd en associate degree)
deelnemers met een contract van > 24 uur per week
€ 2.250,- € 2.750,- € 4.000,-
Activiteit B (Hbo duaal, deeltijd en associate degree)
deelnemers met een contract van < 24 uur per week
€ 1.800,- € 2.200,- € 3.600,-
Activiteit C (training en ontwikkeling) € 2.000,- n.v.t. n.v.t.

Wat is de TAZ-opslag?

Met de TAZ-opslag ontvangt een organisatie extra subsidie voor alle opleidingsactiviteiten in de categorieën A (BBL en derde leerweg) en B (hbo duaal, -deeltijd en associate degree). Voor een volledig schooljaar gaat het om 400 tot 500 euro extra subsidie per deelnemer.

Voorwaarden aan activiteiten

Zorgorganisaties die samenwerken met één of meerdere (zorg)organisaties op tenminste één van de onderstaande thema's, mogen gebruik maken van de TAZ-opslag.

  1. De inzet van opleiders en begeleiders
  2. De inzet van ruimte en materiaal, dat rechtstreeks verband houdt met het opleidingsproject
  3. Visie- en planvorming van gezamenlijke opleidingsprojecten

Ook als je de intentie hebt om later in dit tijdvak een samenwerking aan te gaan, mag je de opslag aanvragen. De samenwerking moet dan vóór 31 augustus 2024 tot uiting komen.

Praktijkvoorbeelden activiteiten TAZ-opslag

De thema’s zijn ruim geformuleerd, daarom geven we ook een aantal praktijkvoorbeelden van activiteiten waardoor een organisatie in aanmerking kan komen voor de TAZ-opslag.

  • Een leerling van jouw zorgorganisatie die gedurende een korte periode stageloopt bij een andere zorgorganisatie
  • Zorgorganisaties die samen een zij-instroomtraject of verkorte opleiding ontwikkelen
  • Zorgorganisaties die materialen en lesruimtes delen

Voorwaarden aan samenwerkende organisaties

Een samenwerking bestaat uit tenminste twee zorg- en welzijnsorganisaties, die geheel of gedeeltelijk bekostigd worden uit hoofde van de Wlz, Zvw, Jeugdwet, Wmo of Wpg. Als aan deze voorwaarde wordt voldaan, mogen bijvoorbeeld ook opleiders of gemeenten deelnemen aan de samenwerking. Het is niet toegestaan om een samenwerking aan te gaan met enkel organisaties die binnen dezelfde holding vallen.

Verantwoording TAZ-opslag

Ter verantwoording van de TAZ-opslag vraagt de subsidieverstrekker een getekende ‘Intentieverklaring samenwerking-TAZ' van de aanvragende organisatie. De bestuurders van alle organisaties in de samenwerking dienen deze verklaring gezamenlijk te ondertekenen. Via het portaal waarin de aanvraag is ingediend, heeft RegioPlus een format beschikbaar gesteld.

Wat is de IOW-opslag?

Waar de TAZ-opslag voor een brede groep beschikbaar wordt gesteld, is de doelgroep van de IOW-opslag beperkt. Alleen organisaties die wijkzorg leveren, komen in aanmerking voor de opslag. Een voorwaarde voor de IOW-opslag is dat de organisatie ook deelneemt aan een TAZ-samenwerking.

Met de IOW-opslag ontvangt een organisatie extra subsidie voor medewerkers die in de wijkverpleging werken én de opleiding tot helpende (niveau 2), verzorgende IG (niveau 3) of verpleegkunde (niveau 4 en 6) volgen. Per deelnemer gaat het voor een volledig schooljaar om ca. 1.750 euro (incl. de TAZ-opslag) extra subsidie.

Verantwoording IOW-opslag

Om gebruik te maken van de IOW-opslag dient jouw organisatie (naast de ‘Intentieverklaring samenwerking TAZ’) het zorgcontract met de zorgverzekeraar in. Voor organisaties die alleen niet-gecontracteerde zorg leveren, stel de subsidieverstrekker een alternatief formulier beschikbaar. Dit format vindt je terug in het portaal van de aanvraag.

Subsidie optimaal benutten

De subsidieregeling SectorplanPlus biedt tal van mogelijkheden, ook opleidingsactiviteiten die je bij de aanvraag nog niet had voorzien, mag je tijdens de verantwoording nog toevoegen.

OAZ heeft veel ervaring met het aanvragen en verantwoorden van subsidie vanuit deze regeling. Ben jij benieuwd naar de mogelijkheden voor jouw organisatie of heb je nog vragen over dit bericht? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten via info@oaz.nl of 088 5600 700.


Subsidieaanvraag MDIEU

Subsidieaanvraag MDIEU: 3 tips en praktijkvoorbeelden

Vanaf 1 september 2023 kunnen werkgevers een subsidieaanvraag indienen voor MDIEU in een eerste aanvraagronde. Onze specialist Iris heeft in de afgelopen weken voor een tal van organisaties een aanvraag samengesteld en ingediend. Ze deelt 3 tips voor het aanvragen van deze subsidie en een aantal praktijkvoorbeelden van projecten waarvoor we reeds een aanvraag hebben ingediend.

Duurzame inzetbaarheid met de MDIEU

Middels de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) biedt het ministerie van SZW subsidie aan werkgevers die hierin investeren. Het portaal is tot en met 30 november 2023 open voor aanvragen. In 2024 volgt nog een aanvraagtijdvak, maar hiervoor zijn de data nog niet bekend. Belangrijke voorwaarden voor de aanvraag zijn:

  • De maximale subsidie bedraagt 50% van het project. De drempelwaarde voor een project is 150.000 euro, daarmee bedraagt de minimale eigen bijdrage tenminste 75.000 euro.
  • De subsidieaanvraag bestaat uit een activiteitenplan en een bedrijfsanalyse.
  • Het is niet toegestaan om deze subsidie te combineren met andere subsidies.
  • De kosten van een accountant en de bedrijfsscan zijn 100% subsidiabel. Daarnaast is er een opslag van 15% voor projectmanagement, hier kunnen ook advieskosten onder vallen.

Tip 1: Combineer activiteiten voor efficiëntie

Voeg (gerelateerde) activiteiten samen tot een project in plaats van iedere training of activiteit als los project op te nemen in de aanvraag. Combineer bijvoorbeeld een training ‘agressie op de werkvloer’ met een training ‘de-escaleren’.  Zodra de aanvraag aan jouw organisatie wordt toegekend, zal je ieder project moeten verantwoorden. Het werkt efficiënter om één project te verantwoorden in plaats van zestig losse trainingen.

Tip 2: Geen subsidie voor verletkosten

Let erop dat de MDIEU subsidie NIET tegemoet komt in verletkosten aan medewerkers die deelnemen aan een opleiding of training. Wij zien dat veel organisaties die kosten wel opgeven in de aanvraag. Voorkom dat jouw aanvraag wordt afgekeurd en neem deze kosten niet mee in de begroting voor de aanvraag.

Tip 3: Leg verantwoordelijkheden vast

Het is wellicht een open deur, leg voor het project vast wie waarvoor verantwoordelijk is. Helaas zien wij regelmatig dat dergelijke afspraken niet of onvoldoende worden gemaakt of nagekomen. Dit gaat jouw organisatie helpen bij de uitvoering van het project en de (eind) verantwoording van de subsidie. Daarnaast dien je deze informatie ook in te vullen in het aanvraagformulier.

Zij gingen jou voor

Tijdens het eerste tijdvak in 2023 ondersteunt OAZ diverse organisaties bij de aanvraag. Projecten die wij veel voorbij zien komen in de aanvragen zijn trainingen voor leidinggevenden, bijvoorbeeld gesprekstechnieken. Het doel daarvan is het vroegtijdig signaleren van medewerkers die dreigen uit te vallen. Voorbeelden van verrassende, innovatieve en ambitieuze plannen zijn:

  • Een organisatie die praktische tools aanreikt aan vrouwen in de overgang en het onderwerp beter bespreekbaar maakt.
  • Een organisatie die alle activiteiten (van steunkousen aantrekken tot maaltijden serveren) in kaart wil brengen. Door deze te koppelen aan een functie en opleidingsniveau en dit, samen met de voorkeuren van medewerkers, in te voeren in een slim AI-systeem, zou er een ideaal werkrooster kunnen ontstaan.
  • Een uitzendbureau geeft aan moeilijk grip te krijgen op loopbaanbegeleiding van haar medewerkers. Zij bouwen momenteel een leermanagementsysteem dat hen daarbij gaat ondersteunen.

Wat is er mogelijk voor jouw organisatie?

OAZ heeft veel ervaring met het aanvragen van subsidies, het verzorgen van een (omvangrijke) projectadministratie en het opstellen van eventuele bezwaren. Ben je benieuwd naar de mogelijkheden voor jouw organisatie? We helpen je graag verder. Neem contact met ons op via info@oaz.nl of bel 088 5600 700.


normbedragen Praktijkleren 2021-2022

Nieuwe maatregelen voor aanpak WIA-achterstanden

Opnieuw maakt het kabinet zich hard om achterstanden bij het UWV terug te dringen. In de Prinsjesdagstukken is dat te zien in een pakket maatregelen om de WIA-wachttijden te verminderen en daarmee onzekerheid over inkomen en financiële risico’s te beperken. Onze specialist Carina licht je in deze Prinsjesdag-update de belangrijkste punten toe.

Nieuwe en verlengde maatregelen voor aanpak WIA-wachttijden

De lange wachttijden voor een WIA-(her)beoordeling leiden tot onduidelijkheid. Enerzijds bij de (oud-)medewerker over het recht op uitkering en daarmee onzekerheid op eigen inkomen. Anderzijds bij de werkgever over de gevolgen van een uitkering die als langdurig financiële last kan worden toegerekend.

Om de achterstanden aan te pakken verlengt het ministerie van SZW in 2024 de bestaande maatregelen. De tijdelijke maatregelen omtrent de vereenvoudigde WIA-beoordeling van 60-plussers en de kwijtschelding van WIA-voorschotten blijven ook in 2024 van kracht. Er zijn daarnaast twee nieuwe maatregelen aangekondigd die de komende tijd worden uitgewerkt. Deze maatregelen zijn van invloed op de hoogte van de WIA-uitkering en hebben daarmee gevolgen voor de werkgeverslasten.

  1. Tijdelijke maatregel beoordelen op verdiensten

In de Prinsjesdagstukken wordt nog niet veel losgelaten over deze tijdelijke maatregel, anders dan dat deze de komende periode wordt vormgegeven. Wat we wél weten is dat deze maatregel van invloed zal zijn op de vormgeving van de WIA-claimbeoordeling en er tijdelijk meer en hogere WIA-uitkeringen worden verstrekt.

  1. Maatregel loonloze tijdvakken door WW-uitkering in WIA referteperiode

Deze maatregel richt zich op een specifieke doelgroep uitkeringsgerechtigden, namelijk mensen die in het jaar voorafgaand aan ziekte een WW-uitkering hebben ontvangen. De hoogte van een WIA-uitkering wordt vastgesteld op basis van het inkomen uit het verleden, hiervoor wordt het dagloon vastgesteld. Voor mensen die een WW-uitkering ontvangen in het jaar voorafgaand aan ziekte (de zogenaamde WIA referteperiode) valt het dagloon lager uit. Met deze maatregel wordt het verlagende effect op het dagloon tenietgedaan.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij ziekte teruggedraaid

Sinds 1 januari 2021 geldt de Compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeëindiging wegens pensionering of overlijden van de werkgever. Het eerdere besluit om deze regeling in werking te laten treden bij bedrijfsbeëindiging door ziekte van de werkgever is in de Prinsjesdagstukken van 2023 teruggedraaid. Na onderzoek van het ministerie van SZW blijkt dat de uitvoering niet haalbaar is.

Effecten verhoging minimumloon op sociale premies

Vanaf 1 januari 2024 wordt het wettelijk minimumuurloon van kracht, waarvan de cijfers in oktober van dit jaar bekend worden gemaakt. Het wettelijk minimumuurloon is bepalend voor de berekening van het wettelijk minimumloon (WML). Daar waar tot en met 2023 geen onderscheidt wordt gemaakt tussen een werkweek tot en met 36 uur en een werkweek van 37 uur of meer is dit vanaf 2024 wel het geval. Op basis van het minimumloon van juli 2023 (€1.995 per maand) kunnen we de volgende minimale loonstijgingen verwachten:

  1. Bij een werkweek van 40 uur: een stijging van 11,11% naar € 2.216,67 per maand
  2. Bij een werkweek van 38 uur: een stijging van 5,06% naar € 2.105,83 per maand

In bovenstaande berekening is nog geen rekening gehouden met de halfjaarlijkse indexering van het wettelijk minimumloon.

Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen?

Via onze maandelijkse nieuwsbrief houden we jou op de hoogte van de laatste ontwikkelingen van subsidies en financiële risico’s en voordelen in het HR vakgebied. Je kan je hiervoor aanmelden via het formulier onderaan deze pagina.


Uitbreiding SLIM-regeling

Uitbreiding SLIM-regeling door STAP-budget

Het STAP-budget wordt deels aangewend om het budget van de SLIM-regeling te verhogen. Onze specialist Thomas volgt het nieuws over deze regelingen op de voet en licht de ontwikkelingen verder toe.

Leven Lang Ontwikkelen

“De arbeidsmarkt verandert, dus is het belangrijk dat werkenden zich tijdens hun loopbaan blijven ontwikkelen,” aldus de Koning. Uit de voorjaarsnota van april bleek echter dat het STAP-budget vanaf 2025 niet meer in de bestaande vorm zal worden voortgezet. Inmiddels is bekend gemaakt wat daarvoor (deels) in de plek komt. De helft van het STAP-budget (73,5 miljoen euro) wordt namelijk aangewend om het budget voor de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM) te verhogen.

Uitbreiding SLIM-regeling

De SLIM is een regeling van het ministerie van SZW en stimuleert leren en ontwikkelen in het mkb. Werkgevers kunnen maximaal 25.000 euro subsidie aanvragen voor opleidingsactiviteiten van hun medewerkers. Er zijn drie groepen waar deze regeling zich momenteel op richt:

  1. Individuele mkb-ers (minder dan 250 medewerkers en een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen);
  2. Samenwerkingsverbanden in het mkb;
  3. Grootbedrijven uit de landbouw-, horeca- en recreatiesector.

En daar komt nu dus een groep bij, namelijk een tijdelijke voorziening voor individuele scholing. Op deze manier biedt de SLIM-regeling werkenden via hun werkgevers de mogelijkheid regie te nemen over hun loopbaan. Naast het extra budget voor de SLIM-regeling, is tevens aangekondigd dat de regeling verlengd wordt tot en met 2027.

Blijf op de hoogte

Dagelijks passen onze specialisten hun kennis over financiële voordelen en subsidies op het gebied van HR toe in de praktijk. Iedere maand laten wij onze specialisten aan het woord in onze maandelijkse nieuwsbrief. Graag delen zij de laatste ontwikkelingen met jou. Niets missen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang het nieuws direct in jouw mailbox.


het Stagefonds Zorg

Hoe lang blijft het Stagefonds Zorg nog zoals het is?

We zagen de laatste jaren al wat (kleine) wijzigingen voor de subsidieregeling Stagefonds Zorg. En daar kwam dit jaar de de-minimisverklaring bij. Inmiddels wordt er gesproken over een kostendekkende vergoeding voor stagebegeleiding via een Beschikbaarheidbijdrage en het overhevelen de gelden naar het TAZ-programma. Wij hebben de ontwikkelingen voor je op een rij gezet.

Verlenging tot 2026-2027 en budgetten

Eerder maakte het ministerie van VWS al bekend dat regeling Stagefonds verlengd wordt tot en met schooljaar 2026-2027. Toch zijn we benieuwd hoelang de subsidieregeling nog standhoudt. In het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & Welzijn (TAZ) is namelijk aangekondigd dat de gelden van het Stagefonds samen met andere regelingen op termijn over zullen gaan in het TAZ-programma.

Voor de subsidieregeling Stagefonds is een maximaal budget vastgesteld, namelijk 112 miljoen euro per schooljaar, al werd dit maximale budget in 2022-2023 verhoogd naar 116 miljoen euro. Het budget voor schooljaar 2023-2024 is geïndexeerd tot 122 miljoen euro.

Verkenning kostendekkende vergoeding stagebegeleiding

Daarnaast lezen we in de Prinsjesdag stukken dat het ministerie de mogelijkheden gaat onderzoeken van kostendekkende vergoeding voor stagebegeleiding via een Beschikbaarheidbijdrage, zoals afgesproken in het Integraal Zorgakkoord (IZA). Deze verkenning wordt in 2024 afgerond.

De-minimisverklaring verplicht

Vanaf schooljaar 2022-2023 vraagt het ministerie aan iedere aanvrager of zij de-mimimissteun ontvangen. Zo ja, dan is een de-minimisverklaring verplicht. De de-minimisregeling komt voort uit het verbod op staatssteun, ofwel subsidies die mogelijk invloed hebben op de onderhandelingspositie van organisaties op de Europese Handelsmarkt. Er is daarom een standaard maximum van 200.000 euro afgesproken over een periode van drie belastingjaren.

Op de hoogte blijven

Onze specialisten houden het nieuws rondom het Stagefonds nauwlettend in de gaten. Wil jij niets missen en direct een bericht ontvangen van nieuwe ontwikkelingen voor deze regelingen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief.

Heb je nog vragen over het Stagefonds? Neem dan gerust contact op met onze specialist Stagefonds Suzie Rohling via info@oaz.nl of bel 088 5600 700.


MDIEU subsidie voor duurzame inzetbaarheid

LKV en LIV, dit verandert er vanaf 2024

Er gaat veel veranderen voor het Loonkostenvoordeel (LKV) en Lage-inkomensvoordeel (LIV), dat blijkt uit de Miljoenennota voor 2024. Onze specialist Bo heeft de wijzigingen voor je op een rij gezet en licht ze hieronder verder toe.

Alle voorstellen en wijzigingen voor het LKV en LIV per 2024 op een rij:

1. Het LKV oudere werknemer wordt voor medewerkers in dienst vanaf 2024 verlaagd per 2025 en afgeschaft per 2026
2. Het LIV wordt per 2024 beperkt en per 2025 volledig afgeschaft. Het Jeugd-LIV wordt al per 2024 afgeschaft
3. De voorwaarden voor het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapten worden verruimd
4. Het kabinet heeft een voorstel ingediend voor het verruimen van de doelgroep voor het LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. Ook willen ze dat deze tegemoetkoming structureel beschikbaar wordt

LKV oudere werknemer wordt afgeschaft

Uit een onderzoek van SEO Economisch Onderzoek is gebleken dat de doelmatigheid van het LKV oudere werknemer op zijn hoogst beperkt is. Het kabinet kiest er daarom voor deze tegemoetkoming stapsgewijs af te schalen. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen medewerkers die vóór 2024 in dienst zijn getreden en daarna.

Voor medewerkers die vóór 1 januari 2024 in dienst zijn getreden én in de doelgroep LKV oudere werknemer vallen, heeft een werkgever recht op de volledige vergoeding per verloond uur voor maximaal drie jaar vanaf de in dienst datum. Ook in 2026 kunnen werkgevers dus nog aanspraak maken op LKV ouder werknemer voor de medewerkers.

Voor een medewerker die op 1 januari 2024 of daarna in dienst zijn gekomen, gelden echter andere voorwaarden. In 2024 heeft de werkgever recht op de volledige vergoeding per verloond uur, maar in 2025 wordt deze vergoeding verlaagd en met ingang van 2026 volledig afgeschaft.

In 2024 beperkt LIV

Per 1 januari 2023 is de bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) ingegaan. Dit resulteert in een grotere groep medewerkers die voldoet aan het uurlooncriterium voor het LIV. Dit is echter niet het effect dat de overheid hiermee heeft beoogd. Het kabinet heeft daarom besloten de bovengrens voor het LIV aan te passen.

Momenteel kunnen werkgevers het LIV toepassen voor medewerkers die 100 tot 125 procent van het wettelijk minimumloon (WML) verdienen. Vanaf 1 januari 2024 wordt de bovengrens van 125 procent verlaagd naar 104 procent.

Daarnaast zal er een wetsvoorstel worden ingediend voor het afschaffen van het LIV per 2025, dit is besloten in het pensioenakkoord. Ook het Jeugd-LIV wordt afgeschaft, maar al per 2024. Werkgever die deze tegemoetkoming dit jaar nog hebben toegepast, zullen volgend jaar de laatste uitbetaling ontvangen.

In oktober 2023 heeft het kabinet het wetsvoorstel ingediend voor het afschaffen van het LIV per 1 januari 2025.

Wijziging LKV herplaatsingen

Momenteel beschrijft de wet dat je als werkgever de tegemoetkoming LKV herplaatsingen mag toepassen als een medewerker twee jaar ziek is, daarna een WIA-uitkering ontvangt en daarna weer gaat werken in een aangepaste functie of een aangepast aantal uren per week. Dit sluit echter niet aan op hoe het in de praktijk vaak gaat. Veel medewerkers proberen tijdens die eerste twee jaar ziekte namelijk al (deels) te re-integreren. Vanwege die gewerkte uren, wordt het LKV herplaatsingen voor deze medewerkers nu nog afgewezen.

Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor, waarmee de voorwaarden voor het LKV herplaatsingen kan worden gewijzigd. Hoe dit er exact uit gaat zien, is nog niet bekend. Wel weten we dat de doelgroep voor deze tegemoetkoming daardoor groter zal worden.

In oktober 2023 heeft het kabinet het wetsvoorstel ingediend waarin dit plan is uitgewerkt. In de nieuwe vormgeving komen ook medewerkers in aanmerking die in de wachttijd van de WIA de eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hebben hervat of geheel of gedeeltelijk in een andere functie bij dezelfde werkgever zijn gaan werken.

Uitbreiding en versoepeling LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden

Ook voor het LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden zal in de komende jaren rekening worden gehouden met hogere uitgaven. Het kabinet is namelijk van plan de doelgroep voor de banenafspraak te verruimen en het LKV structureel beschikbaar te stellen, in plaats van de huidige toepassingsperiode van drie jaar én ook voor medewerkers die al langer in dienst zijn.

In oktober 2023 heeft het kabinet het wetsvoorstel ingediend voor het structureel beschikbaar stellen van het LKV banenafspraak.

Voorzichtige vooruitblik: LKV overdraagbaar naar nieuwe werkgever

In de Prinsjesdag stukken wordt hier niet over gesproken, maar het is wel wijziging die het kabinet per 2026 voornemens is. Zodra een medewerker met het LKV voor een andere werkgever gaat werken, vervalt de tegemoetkoming omdat er sprake is van een ander loonheffingsnummer. Met een wetsvoorstel wil het kabinet regelen dat het mogelijk wordt om het LKV over te dragen naar een nieuwe werkgever.


premiepercentages 2024 voor WGA en Ziektewet

Daling in premiepercentages WGA en Ziektewet voor 2024

Onlangs publiceerde het UWV de nota over de gedifferentieerde premies WGA en Ziektewet voor 2024. Het eerste wat opvalt is dat de gemiddelde premiepercentages sinds jaren dalen. Hoe kan dat? Terwijl langdurig verzuim in veel sectoren nog steeds hoog en een grote uitdaging is. Onze specialist Carina legt uit hoe dat zit.

De nota van het UWV geeft inzicht in de wijze waarop de gedifferentieerde premies voor de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de Ziektewet voor premiejaar 2024 worden vastgesteld. In 2024 bedraagt de gemiddelde premie WGA 0,77% en voor de Ziektewet 0,45%. Vorig jaar lagen deze percentages hoger, namelijk 0,87% voor WGA en 0,66% voor de Ziektewet.

Dalende gedifferentieerde premie WGA

Het gemiddelde premiepercentage voor de WGA is ten opzichte van vorig jaar dus gedaald. Volgens het UWV komt dat vooral doordat zij in de berekening rekening hebben gehouden met een verlenging tot eind 2024 van de zogenaamde 60-plus maatregel. Hierdoor worden WGA-uitkeringslasten van 60-plussers niet meer betaald vanuit de Werkhervattingskas (Whk). Er zullen dus minder kosten worden gemaakt en dan volstaat een lagere premie.

Ook voor de sectorale WGA-premies geldt dat het merendeel lager is dan vorig jaar. Voor zes sectoren stijgt de premie juist, waaronder de suikerverwerkende industrie (+ 0,12%), reiniging (+ 0,04%) en uitzendbedrijven (+ 0,02%).

Premie Ziektewet bijna 1/3 lager dan in 2023

Voor de Ziektewet is een daling in de gemiddelde premiepercentrages te zien ten opzichte van 2023. Het UWV legt uit dat dit voornamelijk komt doordat een aantal grote uitzendbedrijven het afgelopen jaar zijn overgestapt op eigenrisicodragerschap. Daarnaast is de verwachting dat de instroom in de Ziektewet van uitzendkrachten zal afnemen door de nieuwe cao voor deze medewerkers. Daarmee zullen tevens de uitkeringslasten van de Whk afnemen.

Voor veel sectoren daalt het sectorale premiepercentage, maar er zijn een aantal sectoren waarvoor de premie juist stijgt. Het gaat onder andere om de gezondheidszorg (+ 0,01%), zuivelindustrie (+ 0,07%) en opnieuw de suikerverwerkende industrie (+ 0,07%).

De Whk-premie en werkgeversgrootte

Werkgevers die geen eigenrisicodrager zijn voor WGA- en/of Ziektewet-lasten betalen de Whk-premie. De berekening van deze premie is afhankelijk van de omvang van de organisatie. Kleine werkgevers betalen de sectorale premie, terwijl grote werkgevers juist een premie betalen die gebaseerd is op de individuele schadelast. Middelgrote werkgevers dragen een premie af die gebaseerd is op zowel de sectorale premie als de individuele schadelast.

Controleer jouw individuele schadelast

De individuele schadelast van een grote organisatie (premieplichtigloon groter dan 3.77 miljoen euro) is van grote invloed zijn op de gedifferentieerde premie Whk. Helaas komen wij het regelmatig tegen dat werkgever een te hoge premie betalen vanwege een onterecht hoge schadelast die hen wordt toegerekend.

Eind 2023 stuurt de Belastingdienst alle middelgrote en grote werkgevers de Whk-beschikking voor 2024. Zie je door de bomen het bos niet meer? Of wil je dat iemand die dagelijks met deze materie werkt eens met jou meekijkt? Neem dan contact op met een van onze specialisten via info@oaz.nl of 088 5600 700.


Factsheet WGA Management

Goed om te weten! Vaker de lage WW-premie bij overwerk

 

In de miljoenennota voor 2024 is een wijziging voor de systematiek rondom de WW-premieheffing bekend gemaakt. Hierdoor zullen werkgevers vaker de lage WW-premie mogen toepassen. De wijziging heeft te maken met de voorwaarde dat werkgevers de hoge WW-premie betalen, als blijkt dat een medewerker méér dan 30% heeft overgewerkt ten opzichte van de uren op het arbeidscontact. Hierop is een uitzondering mogelijk als het een arbeidscontract is voor 35 uur per week of meer, dan mag de werkgever de lage WW-premie blijven toepassen en hoeft deze niet te worden herzien. Deze grens wordt door het arbeidsmarktpakket dat tijdens Prinsjesdag 2023 gepresenteerd is, verlaagd naar 30 uur per week.